Het verhaal van een vreemde vogel in Ghana
Niemand die ik kende was er ooit eerder geweest, of het moet heel lang geleden zijn. Ik had er in elk geval nooit iemand over horen praten. Hoewel er genoeg redenen waren om niet te gaan, vertrok ik toch.
De vlucht duurde niet eens echt lang, maar al snel werd duidelijk dat mijn bestemming in niets te vergelijken was met waar ik vandaan kwam. Ik kom uit een beschermd nest. Ik heb altijd alle ruimte gekregen om mijn vleugels uit te slaan. Ik heb me altijd veilig geweten. Al snel na mijn landing begreep ik dat ik hier moest zijn. Ik wist alleen nog niet waarom.
Ik krijg een lift van Bright, een vriendelijke vent. Zijn olijke gezicht lacht me toe via de achteruitkijkspiegel. Ik probeer te ontspannen, maar de stevige greep waarmee ik de deurklink vastklem verraadt mijn onrust. De spanning loopt in zweetdruppeltjes langs mijn witte nek. De taxichauffeur stuurt zijn aftandse Opel behendig door de drukke ochtendspits. Ondanks het vroege tijdstip is er al veel bedrijvigheid. Woensdag, marktdag. Vrouwen dragen volle manden op hun hoofd, kinderen in schooluniform sjokken door de berm en kippen en geiten lopen kriskras over de weg. Getoeter van auto's overstemt de reli-reggae, die uit de speakers van Bright’s Opel tettert. Als een bioscoopbezoeker laat ik de film aan me voorbijtrekken. Nu waan ik me nog toeschouwer, maar naarmate we de drukte van de stad steeds verder achter ons laten, begint het meer en meer tot me door te dringen. Ik ben hier niet zomaar.
Plotseling brengt Bright de taxi tot stilstand onder een boom. Rode aarde stuift op. Terwijl het stof neerdaalt, ontstaat volop beweging op het verrassend groene grasveld, dat zojuist nog in diepe rust verkeerde. In een oogwenk staan tientallen grote donkere ogen me aan te staren. Ik ben er! Bright opent het portier. Ik raap mijn moed bij elkaar. Ik krijg niet eens de kans om het grijswitte gebouw aan de andere kant van het grasveld in me op te nemen, want ik voel overal kleine donkere handjes op mijn lijf. Uit de deuropeningen van het gebouw stromen tientallen kinderen naar buiten. Er wordt gelachen en geroepen. Meisjes giechelen, terwijl ze zachtjes in mijn vel knijpen. Ik hap naar adem en dwing mezelf tot een vriendelijke glimlach, maar ik vermoed dat het er eerder uitziet als een ongemakkelijke grimas. Kinderstemmen kwetteren een vreemde taal mijn oren in. Ik kan geen enkel gezicht van de ander onderscheiden, hoe verwachtingsvol er ook naar me wordt gekeken. De zon brandt onbarmhartig. Het wordt me te veel.
Langzaam verdwijnen alle geluiden naar de achtergrond. Mijn gedachten dwalen af. Herinneringen komen boven. Vertrouwd en vernietigend tegelijkertijd. Ik ben een vreemde vogel. Op school was ik een hoogvlieger, maar in het 'echte' leven ben ik wel eens neergestort. Op veel plekken waar ik kom, ben ik anders, kijk ik anders. Ik heb heus geleerd hoe ik me aan moet passen, hoe ik onder de radar blijf. Behalve wanneer iedereen nieuwe problemen probeert te verhelpen met oude oplossingen. Zich keer op keer aan dezelfde steen stoot. Dat kan ik niet aanzien. Als vreemde vogel kan ik een ander perspectief bieden. Iets toevoegen. Zeker als de een na de ander afhaakt. Als het er niet beter op wordt. Dat is mijn moment. Dan kom ik in actie. Ik weet inmiddels dat ik niet altijd bij iedereen op dankbaarheid hoef te rekenen. “Je bent zeker zo’n bemoeial van buiten? Vlieg toch op!” Meer kan ik dan niet doen. Tijd om te vertrekken. Later vlieg ik nog wel eens langs en gluur ik door het raam. Soms is alles bij het oude gebleven. Vaker zie ik tot mijn vreugde dat de nieuwe oplossingen toch worden toegepast. En meestal zie ik dan ook iemand stralen, zo trots als een pauw. Een ander zou misschien zeggen dat hij pronkt met andermans veren. Ik zie juist de kracht van samenwerking. Ego aan de kant. Gun de ander zijn succes en geniet ervan dat je er een aandeel in hebt gehad, ook al krijg je misschien niet alle credits. Ik ben misschien wel een vreemde vogel, maar geen siervogel. Dat is 'Stille Kracht'!
Dit besef brengt me weer terug naar het groene grasveld. Om me heen gillen en joelen de kinderen nog steeds. Ze sleuren me lachend het grasveld over en duwen me het grijswitte gebouw in. Na het felle licht van buiten, moeten mijn ogen wennen aan de plotselinge duisternis binnen. Uit het niets klinkt een vriendelijke stem in een taal die me bekend voorkomt. Het klinkt anders, maar ik versta het wel. “Je bent welkom, witte.” Tromgeroffel zwelt aan. Een schel en vrolijk gezang stijgt op. De welkomstdans is de soundtrack van mijn verwondering. Dampende tienerlijven springen en huppelen door de ruimte. Stuk voor stuk proberen ze mijn blik te vangen. Ik begin er plezier in te krijgen en voeg me in de hossende massa.
Als de dans is afgelopen, sta ik grijnzend na te hijgen. Ik voel het zachte briesje van de plafondventilator. De kinderen ploffen neer in de houten bankjes. Een jongen komt binnen met een stoel en gebaart me plaats te nemen. In houterige letters schrijft de leraar ‘local language’ op de zwartgeverfde muur. Of het nu de warmte is, de cultuurshock, de taalbarrière of de saaie monotone stem van de meester, van de les krijg ik nauwelijks wat mee. Ik ben niet de enige. Kinderen staren afwezig voor zich uit of prikken met een stompje potlood klierig in de rug van een klasgenoot. Na de uitleg van zeker een uur, moeten de leerlingen zelfstandig aan het werk. De leraar gaat achterin de klas zitten. Nog geen twee minuten later komt er een zacht gesnurk uit zijn richting. Leerlingen kijken elkaar vertwijfeld aan en wrijven over hun kortgeknipte kroeshaar. Veel werk wordt er niet verricht. Er gaan tien minuten voorbij. De meester opent één oog, bromt de klas toe dat ze op moeten schieten en slaapt weer verder. Ik weet niet wat ik meemaak. Ik zit als aan mijn stoel genageld. Dit kan toch niet waar zijn!
De schoolbel gaat, de leerlingen stuiven het lokaal uit en het bloed begint weer door mijn aderen te stromen. Ik ben zo benieuwd hoe de meester de les vond gaan. Nonchalant antwoordt hij: “Goed, hoor!” Hij ziet mijn bedenkelijke blik. “Of nee, eigenlijk niet. Wat werken die kinderen langzaam! Ik heb er geen lol meer in. Ik ga iedere dag met tegenzin naar mijn werk!” Ik vraag hem wat hij het liefste zou willen. “Ik zou zo graag les geven over de natuur. Over bloemen, bomen en vruchten! De wereld is zo mooi!” Wanhopig kijkt hij me aan. “Help me, please!”
Hoe kan ik deze meester helpen?! Er zijn geen boeken en geen middelen. De meester heeft zelfs niet eens een opleiding. Heel wat anders dan het veilige nest waar ik vandaan kom. En zelfs daar wordt gemopperd en geklaagd. Dat lesboeken de baas zijn geworden op school. Dat natuurlessen alleen maar binnen, met een boek, worden gegeven. Ineens weet ik het! Wat een geluksvogel is deze wanhopige meester! Geen boeken! In gesprek met de meester buigen we het probleem om tot een kans.
De volgende dag vraag ik Bright zijn taxi ergens anders te parkeren, weg van de boom. Diezelfde ochtend zie ik een stralende meester, omringd door nieuwsgierige leerlingen. Enthousiast spreekt hij zijn klas toe. Hij laat de kinderen bloemen ruiken en een exotische vrucht proeven. Zonnestralen kruipen door het bladerdek van de mangoboom en brengen een glans in de ogen van de meester. Zijn bevlogenheid raakt me. Vanaf een tak kijk ik tevreden toe. Deze vreemde vogel weet nu waarom ze hier is.
Reactie plaatsen
Reacties